Promovendi reageren in de cultuurbarometer over het algemeen vrij positief over hun ruimte om te ontwikkelen en de begeleiding. Tegelijk is de bekendheid met het programma Erkennen & Waarderen vrij summier. Dat laatste konden we ook lezen in het in april gepubliceerde rapport ‘Een onzekere start’ van het Rathenau Instituut. In het laatstgenoemde was bovendien een deel van de conclusies over soortgelijke onderwerpen heel anders. Er kwam onder andere uit dat promovendi flink onder publicatiedruk leiden, niet duidelijk weten wat er van hen verwacht wordt en last hebben van een hiërarchische, gesloten werkcultuur.
“Ik denk dat er in de vraagstelling van de barometer wat blijft liggen. Met puur kwantitatieve vragen kom je er moeilijk achter wat er echt speelt. Het is lastig om te achterhalen waarom de ene groep positiever is dan de andere. Als je echt het gesprek aangaat, krijg je denk ik inzichtelijkere verhalen. Ik denk dat veel promovendi het programma niet kennen en de barometer met een onbevangen blik zijn gaan invullen. Wellicht is de groep daarmee juist representatiever dan bij andere functiegroepen. Ik las in het rapport over de barometer dat de aanname gedaan wordt dat vooral collega’s die zich minder erkend en gewaardeerd voelen geneigd waren om de vragenlijst in te vullen. Veel van de punten die Erkennen & Waarderen wil bereiken, vinden denk ik positieve weerklank bij promovendi. Neem de regels over de hoeveelheid publicaties binnen een proefschrift. Dat vinden de meeste promovendi onzinnig. Het moet gaan over de kwaliteit, niet over de kwantiteit. Officieel is dat binnen veel universiteiten geen regel meer, officieus zijn er genoeg begeleiders die ‘m nog wel hanteren.”
Is het wenselijk dat promovendi het programma Erkennen & Waarderen beter kennen?
“Ik zou het heel mooi vinden als Erkennen & Waarderen bekender zou zijn onder promovendi. Juist omdat zij achter het programma staan en veel van de principes toejuichen. Als je ze beter weet te bereiken, zou dat een sterk signaal zijn naar de rest van de universitaire wereld. Je toont: er is een hele grote jonge groep die hier enthousiast over is. Het loopt in de praktijk vaak stroef, terwijl er in Leiden alleen al tweeduizend mensen te mobiliseren zijn over het onderwerp. Je moet alleen wel met ze in gesprek gaan, een mail sturen is niet genoeg. Elke faculteit, elk departement, heeft zijn eigen vertegenwoordiging, en vaak worden er evenementen georganiseerd waar je op mee kunt liften. Je moet in samenwerking met promovendi je best doen om te laten merken dat Erkennen & Waarderen ook voor hen is.”
Waar veranderingen in het vizier liggen, loert altijd ook scepsis. Hoe sta jij tegenover de vrees dat Erkennen & Waarderen het onmogelijk zal maken om te excelleren?
“Ik kan de angst begrijpen. Ik ken het argument ‘als we ons niet meer op individueel excelleren richten, zal er niet meer individueel geëxcelleerd worden’. Ik ben het er niet mee eens, omdat ik denk dat er veel verkeerde aannames in zitten. Het gaat erom dat we onderzoeksvragen beantwoorden, de kennis voor de samenleving uitbreiden. Niet per se om een impactfactor ‘bladiebla’ te behalen. Ik denk dat er alsnog heel veel ruimte blijft om je te ontplooien en persoonlijke successen te bereiken. Ik houd van de quote van C.S. Lewis: True humility is not thinking less of yourself, but thinking of yourself less. De angst die naar aanleiding van het programma soms leeft, komt denk ik voort uit de gedachte ‘als we dit gaan doen, ben ik uiteindelijk minder waard’.
Het gaat niet om het devalueren van je eigen kwaliteiten, maar om wat minder met jezelf bezig zijn. Men denkt heel erg individueel, terwijl Erkennen & Waarderen in mijn optiek gaat over boven jezelf uitstijgen. Niemand beweert dat een Spinoza-premie binnen halen geen mooie verdienste is, zelfs niet als je daar 30 jaar promovendi voor hebt uitgebuit. Of dat het bewonderenswaardig is dat je die beurs van 5 miljoen toegekend kreeg, ondanks dat het gros van het werk door een paar postdocs werd gedaan. Maar, alsjeblieft,
think of yourself less.”
Geef je mensen zelf erkenning en waardering?
“Ja. Ik kan natuurlijk geen harde dingen als salarisverhoging of promotie bieden, vanuit mijn functie wat lager in de boom, maar ik besteed er aandacht aan om de ander te laten weten dat ik iets goed vind. Of dat nou is met een mailtje of een persoonlijke opmerking. Ik neem dat eerlijk gezegd mee uit mijn tijd buiten de academie, omdat ik toen een manager had die heel goed was in persoonsgedreven managen. Positieve feedback van je directe collega’s is ontzettend waardevol. Dat vindt men in de academische wereld vaak nog lastig.
Er werd recent bij een stafmeeting gedeeld dat er iets was ontwikkeld, waar ik een bijdrage aan had geleverd. Dat bleef bij de feitelijke mededeling. Niet dat ik per se een schouderklopje wil, ik weet alleen zeker dat de manager in mijn vorige baan mij op het podium had geroepen met de woorden: ‘Max heeft ervoor gezorgd dat het is gelukt’. Dat gaat over erkenning van andere inzet dan puur wetenschappelijke dingen en wetenschappelijk werk. Zoiets is nog ver weg voor veel mensen.”
Geef je ook complimenten aan mensen boven je op de ladder?
“Jazeker. Men is over het algemeen heel kritisch binnen de academische wereld. Dat is goed en op een bepaalde manier ook lastig. Er was onlangs veel kritiek op het aanstellen van een vicerector door ons College van Bestuur. Veel mensen zagen die keuze als een zwaktebod. Ik heb in de openbare vergadering en persoonlijk tegen het College uitgesproken dat ik het juist krachtig vind, dat ze toegeven hulp nodig te hebben bij het complexe takenpakket. Dit soort leidinggevenden zijn mensen waarvan je misschien denkt ‘die staan boven in de boom, die hebben al alles wat ze willen en hebben geen compliment nodig’. Dat was voor mij geen afweging om mijn mond te houden. Ik denk dat de intermenselijke relaties wezenlijk zijn voor de cultuurverandering die we met Erkennen & Waarderen nastreven. Het zou heel mooi zijn als je naar een cultuur kunt gaan waarin het normaal is om complimenten te geven. En waarin je alsnog kritisch kunt zijn op inhoud. Men is bij complimenten altijd meteen bezorgd om te wollig te worden. Volgens mij hoef je daar niet bang voor te zijn. Mensen zullen echt wel kritisch blijven. Het is nooit nodig of vruchtbaar om dingen af te straffen. Dat zit nog wel in de cultuur. Neem de reviews die je krijgt als je een wetenschappelijk artikel hebt ingediend. Daar zitten altijd voorbeelden tussen die heel onnodig negatief zijn verwoord. ‘Dit en dit kan je beter zo en zo aanpakken’, klinkt een stuk opbouwender dan: ‘Dit is waardeloos en het niet waard om gepubliceerd te worden’.”
Heb jij je met het oog op de toekomst al gebogen over de profielen die door loopbaandiversificatie zijn ontstaan? Of wil je niet verder de wetenschap in?
“Ik zou willen blijven, het speelt mee dat ik onderwijs heel leuk vind. Ik moet nog gaan ervaren hoe open universiteiten staan voor iemand zoals ik. Ik weet dat het in de bètahoek nog niet gebruikelijk is om met een onderwijsprofiel stappen te zetten. Ik wil me wel persoonlijk kunnen ontwikkelen. Leidinggevende worden wellicht, extra verantwoordelijkheden op me nemen. In de bètawereld is het normaal om twee postdocs met alleen onderzoek erin te doen, in een project waar je geen leidinggeeft en het onderzoeksslaafje van een ander bent. Dat zie ik niet voor me.”